Wat zijn de mogelijkheden tot het opleggen van een pand- of toegangsverbod na een incident? Als er een incident van agressie of geweld heeft plaatsgevonden kunnen er verschillende reacties volgen. Eén van die reactiemogelijkheden is het opleggen van een pand- of toegangsverbod.
Als een burger de huisregels van een organisatie schendt kan een toegangsverbod worden opgelegd. Daarvoor is wel vereist dat de huisregels voor alle burgers duidelijk zichtbaar zijn, dat daarin staat vermeld welk gedrag niet wordt geaccepteerd en dat overtreding van de regels een toegangsverbod kan opleveren.
Het is van belang om in beleid, zoals bijvoorbeeld een agressieprotocol, vast te leggen wanneer tot een toegangsverbod wordt overgegaan en voor hoelang. Hierbij moet rekening worden gehouden met proportionaliteit en subsidiariteit en er mag niet gediscrimineerd worden.
In de praktijk legt een organisatie een toegangsverbod op door een brief te sturen aan de burger die ongewenst gedrag heeft vertoond. Hierin wordt vermeld op grond van welk gedrag het verbod wordt opgelegd en voor welke duur. Stel de politie op de hoogte van het verbod dat de organisatie gaat opleggen, vooral in verband met eventuele handhaving.
Als een burger ondanks een toegangsverbod toch het gebouw binnentreedt, is hij strafbaar op grond van artikel 138 Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk), dan wel artikel 139 Wetboek van Strafrecht (lokaalvredebreuk), in geval van gebouwen bestemd voor de openbare dienst. Indien de burger ondanks een verzoek om te vertrekken niet weggaat, kan de politie worden ingeschakeld en kan aangifte worden gedaan van huisvredebreuk/lokaalvredebreuk.
Met vragen over de diverse reactiemogelijkheden op een incident van agressie en geweld kunt u terecht bij het expertisecentrum Veilige Publieke Taak.
Meer informatie vindt u hier.
Bron: Expertisecentrum Veilige Publieke Taak