Risico's werken met gewasbeschermingsmiddelen
De arbeidsomstandigheden van mensen die met gewasbeschermingsmiddelen of met behandeld gewas werken zijn de laatste 10 jaar maar beperkt verbeterd. Het overheidsdoel dat telers en hun werknemers de risico’s van deze middelen kennen en deze risico’s volgens een plan minimaliseren is daarmee niet gehaald. Telers en hun werknemers hebben te weinig kennis van de regels en gevaren van de middelen en nemen onvoldoende maatregelen om veilig te werken.
TNO heeft in het kader van de evaluatie van de Nota Duurzame gewasbescherming 2010 een evaluatieonderzoek verricht naar de wijze waarop teeltbedrijven werkzaamheden met gewasbeschermingsmiddelen verrichten. Ook zijn de initiatieven van de overheden en de sociale partners beoordeeld op hun bijdrage daaraan.
Het onderzoek bestond uit audits bij 9 koploperbedrijven naar de wijze waarop zij met gewasbeschermingsmiddelen omgaan. Ook hebben we de onderzoeken bij de glastuinbouw van de afgelopen jaren gebruikt. Dit alles is vergeleken met de resultaten van een telefonische enquête onder ruim 600 bedrijven in landbouw-sectoren die geregeld met gewasbeschermingsmiddelen werken en die (vaste of tijdelijke) werknemers hebben. Daarnaast zijn alle initiatieven over het beperken van de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw in de afgelopen jaren bekeken en is gesproken met vertegenwoordigers van de meest betrokken organisaties.
Uit het onderzoek blijkt dat ongeveer 80% van de bedrijven een risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) hebben. In deze RI&E's is echter te weinig aandacht voor gewasbeschermingsmiddelen. Een beoordeling van de blootstelling is zelfs zeldzaam. Deze verplichting wordt als bureaucratisch beschouwd, en vertrouwt op de gegevens van de leverancier en het Ctbg. Zonder een beoordeling van de bedrijfssituatie kan de teler echter niet beoordelen welke preventieve maatregelen nodig zijn.
Voor het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen is een spuitlicentie nodig. Vrijwel alle spuiters hebben zo’n licentie, en zij zullen doorgaans ook de juiste beschermingsmaatregelen toepassen. Gewaswerkers, die in het bespoten gewas bijvoorbeeld snoeien of oogsten, weten nauwelijks hoeveel zij worden blootgesteld. Ook de telers zelf zijn relatief slecht op de hoogte.
In de laatste vijf jaar zijn er initiatieven geweest van sociale partners, en van de leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen. Zo is een project als Bescherm Bewust uitgevoerd. Er zijn digitale RI&E-instrumenten en Arbocatalogi ontwikkeld. De Nefyto brengt informatie over de middelen op een website. De meeste van deze projecten zijn opgemerkt door de koploperbedrijven en ook door een deel van de geënquêteerde bedrijven, maar het effect ervan is toch beperkt.
De conclusie van het onderzoek luidt dan ook dat de overheidsdoelstelling dat 100% van de bedrijven in 2010 zou werken volgens een goedgekeurde RI&E bij het werken met gewasbeschermingsmiddelen of in behandeld gewas niet is behaald. De arbeidsomstandigheden van degenen die werken met gewasbeschermingsmiddelen of in daarmee behandeld gewas zijn maar beperkt verbeterd. De informatievoorziening is in het algemeen wel verbeterd, maar voor de teler en de werknemer in een specifieke situatie nog onvoldoende.
TNO heeft het onderzoek naar de Arbeidsveiligheid bij het werken met gewasbeschermingsmiddelen uitgevoerd in samenwerking met Stigas, CLM en PBL. Het onderzoek is bekostigd door het ministerie van SZW. Het TNO-onderzoek is een onderdeel van een brede evaluatie van de Nota Duurzame gewasbescherming 2010, die door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is verricht en waar RIVM, PPO, Wageningen UR en het CLM aan hebben bijgedragen. Deze evaluatie is op 15 februari 2012 aangeboden aan de staatssecretarissen Atsma en Bleker.
Bron: TNO